De Cisterciënzer orde is voor mij een wereld van interesse geworden. Er wordt van ze gezegd dat zij al datgene wat er aan kennis en kunde was tijdens de donkere middeleeuwen hebben bewaard en door ontwikkeld. Mij trekt vooral de architectuur. Op het hoogtepunt waren er meer dan 500 kloosters. Allemaal min of meer met eenzelfde bouwplan. In mooie omgeving. Onder de tabel met galerieën tref je wat meer info aan.
Portugal | Engeland | Frankrijk | Overig |
![]() | ![]() | ![]() | ![]() |
Alcobaca (P) | Fountains (E Y) | Pontigny (F) | Orval (L) |
![]() | ![]() | ||
Valle Crucis (E W) | Fontfroid (F) | ||
De Cisterciënzer Orde
Negen eeuwen geleden bouwden de cisterciënzers hun eerste abdijen. Het waren bouwtechnisch gezien, zeker in die tijd, absolute meesterwerken. De cisterciënzers leefden ascetisch en dat was in die tijd voor ridders haast even aantrekkelijk als deelname aan de kruistochten. Onder de bezielende leiding van Bernardus van Clairveaux werden vanuit Frankrijk overal in Europa honderden nieuwe kloosters gesticht.
Hoewel het bidden en zingen voor God min of meer als ‘core-business’ van de cisterciënzers moet worden beschouwd en ze om die reden een teruggetrokken levensstijl kenden, drukten ze overal waar een klooster was gevestigd hun stempel op de omgeving. Ze hebben dijken en sluizen gebouwd, overzeese handel gedreven, tal van gronden aangekocht, voor tal van burgers de oudedagvoorziening verzorgd en steeds nieuwe kloosters en uithoven gesticht. In tijden van grote overstromingen en van gewelddadige confrontaties, zorgden de monniken van Klaarkamp samen met de grietmannen voor een stabiel bestuur. De cisterciënzer abdijen waren monumenten in het landschap door hun omvang en bouwtechniek. De cisterciënzers kenden een strikte scheiding tussen de koormonniken en de lekenbroeders, de ‘oratores’ versus de ‘laboratores’. Het klooster was verdeeld in een gedeelte voor de koormonniken en een deel voor de lekenbroeders. Deze laatste groep, die veruit in de meerderheid was, had bijvoorbeeld geen toegang tot het kloosterhof.
De koormonniken droegen een wit habijt met een zwart scapulier of schouderkleed. Tijdens de koordienst droegen ze een witte hoofdkap. Dag en nacht zongen ze in onafgebroken koordiensten Gods lof. De lekenbroeders moesten het met een grijze uitvoering doen. Daarom werden ze de ‘skiere mûntsen’ werden genoemd, de schiere of grijze monniken.
De cisterciënzers vinden hun oorsprong in 1098, toen de abt Robert – een Bourgondisch edelman – zijn klooster in Molesmes verliet om samen met twaalf monniken een nieuw klooster te stichten in Citeaux in Bourgondië. Dertig jaar eerder werd hij reeds abt van verschillende gemeenschappen. In 1074 werd hij hoofd van een groep kluizenaars van Colan. Een jaar later werd hij de abt van Molesme. Tussen 1090 en 1093 had Robert de Abdij van Molesme reeds verlaten, om zich opnieuw bij een groep kluizenaars aan te sluiten. In 1098 kwam hij ertoe opnieuw een abdij op te richten.
Deze nieuwe orde was een reactie op het feit dat de Regel van Benedictus steeds slechter werd nageleefd in de Franse benedictijnenkloosters, vooral in de Abdij van Cluny. Naar de Latijnse vorm van de plaatsnaam Citeaux – Cistercium – werden de leden van de orde cisterciënzers genoemd.
In de periode 1110 tot 1115 ontstaan de eerste dochterabdijen: La Ferté (1113), Pontigny (1114) en Clairvaux (1115). Vanuit deze drie abdijen en Cîteaux ontstaat het netwerk van abdijen. In de Summa Cartae Caritates – een soort grondwet van de orde, ontstaan onder de abt Stephanus – staat in het derde en vierde hoofdstuk het getrapte systeem van de filialen: de vier grote abdijen doen nieuwe stichtingen – de dochterabdijen – die op hun beurt filialen kunnen stichten.Elke abdij had een eigen inspraak, maar door het generaal kapittel – een jaarlijkse algemene vergadering – was er wel een sterk centralistisch systeem.
Een van de dochterkloosters van Cîteaux was Clairvaux, waar in 1115 een jonge Bourgondische edelman, Bernardus van Fontaines, die drie jaar tevoren met een groep jonge familieleden was ingetreden, tot abt werd gekozen. Als Bernard van Clairvaux werd hij een toonaangevende geestelijke.
De monniken moeten niet zelf instaan voor de bewerking van de gronden: ‘ad haec exercenda, nutrienda, conservanda, seu prope seu longe grangias habere possumus per conversos custodiendas et pocurandas’. De orde kent met andere woorden een speciaal systeem van grangia’s (ook wel uithoven: grote kloosterboerderijen of abdijhoeves) waar lekenbroeders op te werk gesteld worden. Deze grangia zijn sterk gebaseerd op het systeem van dominantie en overheersing, soms werden gewoon hele dorpen – die eigendom werden van de Cisterciënzer door schenkingen – gedwongen zich naar de cisterciënzers te schikken, een soort van verplichte conversie. Naast de conversen werden ook vaak seizoenarbeiders aangetrokken
Leave a reply